Een dag voor Sinterklaas, kwam Roman met grote brokken witte chocolade aanzetten die hij zelf gemaakt had. Hij zat namelijk op de bakkersschool. De leukste school die er bestond, vond ik.
‘Mogen jullie daar echt elke dag taarten bakken en slagroom spuiten?’
‘Ja en borstplaat maken, – en marsepein, – en chocolade!’
‘Mam, ik wil ook naar de bakkersschool!’
‘Nee lieverd, dat zal niet gaan!’
Moeder was wel ontroerd door de onhandig gefabriceerde brokken witte chocolade die Roman zo plechtig kwam overhandigen voor haar dochters verjaardag, maar dat ik naar de bakkersschool zou mogen was uitgesloten.
‘Jij gaat naar het Atheneum!’
Ik wilde heel graag iets leren, maar mijn hoofd was nu eenmaal gatenkaas: geen enkele som of grammaticaregel bleef erin hangen. Als de meester op school de steden aanwees op de kaart van Nederland duizelde het mij al, laat staan als hij de rest van de wereld erbij betrok. Als ik een zin las was het alsof de letters omgekeerd stonden. Ik las er altijd iets anders in dan er stond.
Sinds ik in de stad woonde struinde ik steeds vaker door de bibliotheek van mijn stiefvader. Er stonden wandenvol Russische boeken. Naast Tolstoi en Toergeniev ontdekte ik er de surrealistische verhalen van Belcampo, de kleurige wereld van Jan Wolkers en de pornografische verhalen van Jan Cremer, waar ik maar de helft van begreep. Vanaf de kaft keek hij mij met zijn priemende helblauwe ogen aan en ik vroeg mij af wat al die vrouwen toch in hem zagen.
‘De koffieboon tussen de benen van een donkere prostituee waar hij onder de tafel een blik op kon werpen’ zal iets met het genot van ‘koffiegeur’ te maken hebben, vermoedde ik. Bij oma mocht ik altijd de koffiebonen malen en dat rook inderdaad heerlijk.
Bij ‘De Geverfde Vogel’ van Jerzy Kosinski haakte ik af; ‘Gatver…!’ riep ik uit terwijl ik het boek met een grote slinger door mijn kamer weggooide. Dat zou mijn stiefvader Lex niet leuk vinden! Ik wist niet eens of ik wel mocht lezen uit zijn bibliotheek, ik had het nog nooit gevraagd aan hem.
Wanneer haar moeder Jan Cremer op mijn bed zag liggen fronste ze haar wenkbrauwen, maar ze zei er niets van, ze was al blij dat ik graag las, vooral als ze daarnaast ‘Huwelijksgeluk’ van Tolstoi zag liggen. Gelukkig was Lex zelden thuis zodat ik de geleende boeken altijd ongezien weer terug kon zetten in zijn kast.
Er leek een groot gat te gapen tussen mijn kamertje op de derde verdieping en het souterrain beneden waar iedereen zich rond etenstijd verzamelde.
Meestal was er niemand thuis behalve de werkster wanneer ik de buitendeur openduwde die altijd op een kier stond. Als de stofzuiger aanging sloop ik naar boven, zodat de vrouw het niet merkte, want ze zou het vast aan mijn ouders vertellen.
Dan lag ik met wat strips onder mijn bed weg te dromen tot ik in de verte de schoolbel hoorde gaan. ‘Huiswerk maken’ was het toverwoord waarmee ik alles dacht te kunnen verklaren als ik op de gang iemand tegen zou komen van het gezin.
‘Wat doe jij hier? Moest jij niet op school zijn op dit tijdstip?’
‘Nee, we hadden wat eerder vrij, maar ik heb mijn schooltas alvast naar mijn kamer gebracht om ‘huiswerk te maken,’ zou ik dan zeggen en het gezinslid in kwestie zou vast tevreden opkijken en niet verder doorvragen. In werkelijkheid had ik nog nooit buiten schooltijd ook maar één schoolboek ingekeken.
‘Jij hoort niet thuis op de bakkersschool, Lucienne!’ besloot moeder.
‘En de huishoudschool dan, mag ik daar wel naartoe?’ Koken, strijken, kleren maken! Dat leek mij geweldig. Dan kon je tenminste ‘wat’ als je van de middelbare school kwam. Bovendien hielden de meiden van de huishoudschool van dezelfde muziek als ik namelijk van ‘Soul’. Daar hoefde je bij de gymnasiasten niet mee aan te komen, dat vonden ze ‘domme’ muziek. Die hielden van Rock & Roll en intelligente luisterliedjes. Terwijl ik liever danste op muziek.
Moeder zuchtte: ‘De huishoudschool? Daar ben jij toch veel te slim voor?’
‘Maar dat blijkt toch nergens uit, mam?’
‘Nee, dat blijkt nergens uit, maar een ding is zeker en dat is dat jij gewoon je huiswerk vaker moet maken!’
Het was voor mijzelf duidelijk dat ik dom genoeg was voor de huishoudschool, maar ik kon niemand ervan overtuigen. Misschien kwam er toch nog een oplossing voordat ik naar de middelbare school ging? Als ik in godsnaam maar niet naar het gymnasium van Marjolein hoefde!
De witte chocoladehompen deden mij denken aan Roman in hun onbehouwen en ruwe stijl, maar ze waren zo heerlijk zoet en zo groot dat ik er gemakkelijk een half jaar mee kon doen. De klasgenoten van Marjolein waren met taaitaaipoppen aan komen zetten, die er prachtig uitzagen, maar kurkdroog bleken te zijn van binnen en ik brak mijn tanden stuk op de zilverkleurige kraalsnoepjes waarmee ze beplakt waren.
Alsof het een eetbare liefdesbrief betrof legde ik het cadeau van Roman naast mijn bed neer en schraapte er telkens een stukje vanaf met mijn tanden om met de smaak van zijn liefde in mijn mond in slaap te vallen. Het liefst had ik de hompen in een vitrine uit willen stallen van een museum en dan met trots gezegd: ‘Kijk eens wat Roman gemaakt heeft, speciaal voor mij! Want hij zit op de bakkersschool!!’
Een week later hoorde ik op straat een mannenstem schreeuwen. Ik rende naar het raam om te zien of Lex misschien ’s middags al dronken thuis was gekomen. Aan de overkant van de straat zag ik een onbekende man staan die naar boven riep:
‘Vuile hoer, kom tevoorschijn!’
Ik zag hoe Roman het raam openschoof en riep:
’Flikker op klootzak! Laat mijn moeder met rust!’
‘Teringlijer! Bemoei je met je eigen zaken!’ gilde de man terug.
‘Bloedhond, je komt nooit meer vrij als ik nu de politie bel!’ Roman deed het raam met een klap weer dicht.
De man stak zijn vuist dreigend omhoog tegen zijn zoon als was het zijn grootste vijand. Pas toen er een politieauto de hoek om scheurde deed hij alsof hij een toevallige voorbijganger was en liep door. Maar de agenten lieten zich niet om de tuin leiden en sloegen hem in de boeien, waarna hij in de politieauto moest plaatsnemen.
————————–
Ik realiseerde mij dat ik Romans klakroep al dagenlang niet meer gehoord had en dat ik hem zelf ook niet meer had gezien sinds het incident. Bij het rondvragen wist mijn beste vriendin Marjolein mij te vertellen dat Roman en zijn moeder midden in de nacht met een verhuisbusje vertrokken waren. Naar een onbekend adres.
‘Ach joh, hij deugde toch niet,’ zei ze er als troost achteraan.
Ik had haar hierom graag willen slaan, maar zei niets.
Want ik was ervan overtuigd dat Roman mij nog vele brieven zou schrijven, vanaf zijn geheime adres, van witte chocolade.
6 reacties op “Liefdesbrief van Chocolade”
Heel goed stuk weer Lucienne,dank je !
LikeGeliked door 1 persoon
Ik denk dat het als volwassene moeilijk is een kind te schrijven.
Jij kan dat. Fijn om te lezen!
LikeGeliked door 1 persoon
Wow! Dank je zeer Jacob!
LikeLike
Dank Aran. Dat betekent veel voor mij natuurlijk!
LikeLike
Geweldig, wat een dwingende stijl.
LikeGeliked door 1 persoon
Dank Willy! Fijn dat je het gelezen hebt.
LikeLike