De kamers van mijn ouderlijk huis waren vrijwel leeg. Alleen ik woonde er nog, samen met de huurder van de 2de verdieping. Mijn moeder was vertrokken met mijn broertjes naar een landgoed buiten de stad dat Donkerriet heette. Mijn stiefvader had het huis al eerder verlaten en woonde nu tijdelijk op een etage in de stad. Het nieuwe gezin dat zij hadden willen vormen was ontbonden. Zelfs al was er onlangs een baby bijgekomen.
Moeder had nu een nieuwe vriend, die zo aardig was dat haar stiefvader zijn gebruikelijke jaloezie had ingeslikt en de situatie geaccepteerd had zoals hij was. Met haar nieuwe vriend Rielke woonde zij nu samen op het landgoed dat door een goede vriend van de familie ter beschikking was gesteld om door deze moeilijke tijd heen te komen. Zo kon ze rustig op zoek gaan naar een nieuwe woning voor zichzelf en haar vier jonge kinderen.
Ik bleef tijdens deze interim-situatie voorlopig in het oude huis wonen omdat ik naar school wilde blijven gaan en daarvoor niet 2 1/2 uur wilde reizen met een bus die zelden ging. Maar ik reisde wel zo veel mogelijk heen en weer van het statige huis in de stad naar het landgoed aan de kant van een smalle rivier. Ik had nu twee huizen en dat vond ik een luxe, zelfs al sliep ik in beiden huizen op een matras op de vloer en leek ik wel een soort nomade.
De huurder van de 2deverdieping mocht ook blijven wonen in het oude huis, want mijn stiefvader had die inkomsten nodig om zijn beiden woningen te kunnen betalen. Ik kende de jongen goed, hij was pianist/zanger van een band waar ik fan van was. Zijn grote held was de gitarist Jimi Hendrix, die toen pas enkele jaren dood was. Zijn fascinatie had te maken met de muziek, het gitaarspel en het flamboyante uiterlijk en gedrag van de stergitarist, maar het kwam ook omdat Hendrix net als hij linkshandig was. Voorheen componeerde hij Beatles-achtige songs en speelde hij piano, maar nu bestond zijn optreden vooral uit het spelen van luchtgitaar. Hij droeg een kleurige haarband in zijn donkere haar dat bestond uit duizend fijne krulletjes. Het was nog net geen afro, zoals Hendrix had gehad, maar het scheelde niet veel. Mijn moeder had van glanzende stof een optreedjasje voor hem gemaakt met lange wijde mouwen eraan, waarmee hij wijdse bewegingen kon maken nadat hij een akkoord had aan geslagen. Het enige verschil was dat hij blank was en blauwe ogen had. Maar de overeenkomsten waren toch te groot om op toeval te berusten, vond hij, al geloofde hij niet in reïncarnatie. Het uiterlijk van Andreus, zoals de huurder heette, deed haar trouwens denken aan haar moeder die ook in bezit was van wat ze toen ‘een van de zeven schoonheden’ noemden: zwart haar en blauwe ogen.
—————-
‘Ik heb Hendrix bijna persoonlijk gekend,’ vertelde hij. Ik had namelijk een korte relatie met Mandy, de jonge vrouw waarvoor Hendrix in London was komen wonen, in hetzelfde jaar van zijn dood. Mandy woonde later in een woongroep waar Andreus een tijdje bij was ingetrokken. Zo had hij haar leren kennen.
Het ging er nogal therapeutisch aan toe in de woongroep, waar een groep ex-drugsgebruikers bij elkaar woonden die samen waren afgekickt en die nu probeerden van de drugs af te blijven door elkaars gedrag dwangmatig te analyseren. ‘Ze hebben mijn mind geblowd!’ zei Andreus steeds. ‘Door met Mandy naar bed te gaan heb ik Hendrix aangeraakt!’ Zijn ogen glansden erbij alsof het over Jezus Christus zelf ging.
Het werd regelmatig vier, vijf uur als we de nacht rond de lange tafel in het souterrain samen hadden door gebracht en dan was het voor mij te laat om nog naar school te gaan.
‘I’m gonna blow your mind!’ gilde hij in dronkenschap uit aan het eind van zo’n slapeloze nacht.
‘Doe maar!’ zei ik stoer.
Als antwoord drukte hij zijn lippen op mijn lippen. De zoen bleef nog lang na tintelen op mijn mond.
Toen we weer samen kwamen rond de tafel die avond, was het alsof er iets veranderd was tussen ons, alsof we serieuzer spraken en dichter bij elkaar stonden.
‘Mag ik vannacht bij jou in bed komen slapen?’ vroeg ik opeens.
Andreus trok bleek weg: ‘Ben je gek geworden? Geen sprake van! Ik laat geen meisjes van 13 in mijn bed slapen!’
Ik schrok van deze reactie; zo had ik het nog nooit bekeken. We hadden nachtenlang met elkaar als volwassenen gesproken, ik was zelfs zware shag gaan roken en we dronken samen port en jenever. Hoezo was ik nu opeens een kind van 13 in zijn ogen?
——————
Ron logeerde bij ons. ‘Kom op!’ zei ik om 00:30 ’s nachts, ’we gaan bij Andreus in bed liggen.’
‘Ja leuk!’ Ron mocht Andreus ook graag en was altijd in voor een avontuurtje.
Andreus lag al in bed te slapen, hij moest de volgende dag vroeg op en was voor de verandering eens op tijd naar bed gegaan. Voorzichtig kropen Ron en ik in onze kinderpyjama’s onder de dekens van het ruime tweepersoonsbed dat voorheen van hun ouders was geweest.
‘Huh, wat is dit nu?’ vroeg Andreus verbaast toen hij wakker werd met ons aan zijn zijde. Maar hij stuurde ons niet weg en zo vielen ze opnieuw tegen elkaar aan in slaap.
—————–
De volgende avond trok ik weer naar zijn slaapkamer toe.
‘Andreus, alsjeblieft, ik ben zo bang alleen in bed,’ zei ik. ‘Mag ik bij jou komen slapen?’
‘Als je bang bent, dan blijf je maar hier.’ antwoordde hij ferm, alsof hij voor het eerst begreep wat ik in hem had gezocht al die maanden en hij de verantwoordelijkheid voor mij wel op zich wilde nemen. Sindsdien waren wij onafscheidelijk en was apart slapen geen optie meer.
Eigenlijk waren we allebei ontzettend bang geweest alleen in dat grote, lege huis en durfden we dat nu pas toe te geven.