Nooit eerder werd er zoveel gelezen en geschreven als in deze tijd van ontlezing. Maar de woorden staan niet meer op papier en zijn niet te vinden in boekwinkels. Ze kennen geen uitgevers, geen kopers, geen recensies, geen koppen in de krant. Ze zweven maar wat in de lucht, gaan ondergronds door kabels en glasvezels. Krijgen een geheim en onzichtbaar leven, dat zonder afkomst blijft en zonder gezicht. Waaien gratis voorbij in de wind. We weten niet waar ze vandaan komen, of ze goed bedoeld zijn of niet, enige betekenis hebben en ergens aankomen of niet, begrepen worden of niet. Poppen op uit het duister met een patroon van herinneringen op hun vleugels.
Landen op iemands vingers als licht. De eerlijke vinder mag ermee doen wat hij wil. Maar ik ben schatplichtig aan ze. Toen ik viel bleek er onder mijn voeten een bed van bloemen en zinsbegoocheling. Ik was betoverd door het grote niets in hun ogen en pootjes. Ik sliep een eeuw om aan te komen op dit lege perron.
En nam opnieuw mijn intrek in een leven dat aan mij werd ontvreemd.
Foto@luciennekohler