Lorraine’s vader logeerde in het huis van een vriend. Het stond in de mooiste buurt van Amsterdam, vond hij. Hij hoopte zelf ook een huis te vinden in deze buurt, maar nu logeerde hij er om alvast te wennen aan het wonen in een ‘echt’ huis.
Als Lorraine er met haar broertje Ron kwam logeren leidde hij ze rond langs de brede straten en de parken in bloei. De huizen waren hoog, met witte muren; het leken wel versierde paleizen. Vroeger woonde hier alleen maar koningen en edel-mannen, vertelde vader. Edel-mannen waren heel rijk en ‘aristocratisch’. Dat was een woord wat ze niet kenden, maar als hij iets heel mooi vond noemde hij het zo, dus het moest wel iets heel belangrijks zijn.
Om de hoek was een dierentuin waar de leeuwen brulden in hun kooi. Ook waren er olifanten, apen, giraffen en vissen en nog heel veel meer dieren. Ze gingen er vaak naartoe met vader. Hij maakte vaak tekeningen van de dieren en dat vonden ze prachtig. Op een bord bij de leeuwen stond ‘Afrikaanse leeuw’, maar vader zei dat deze leeuw eigenlijk ‘Maan’ heette. Hij kende ‘Maan’ nog van het circus. Soms bootste hij een zweepslag na met zijn hand; dan keek ‘Maan’ ons even saggerijnig aan en stond met veel tegenzin op, om vervolgens te verdwijnen naar zijn kooi achterin het hok. ‘Ik heb ‘Maan’ vroeger vaak door een brandende hoepel laten springen,’ zei vader.’ Maar hij is nu met pensioen. Maan was ook de leeuw die hem op een dag van achteren had aangevallen.
Vader had de leeuw vanuit zijn ooghoeken op zich af zien komen en zich razendsnel omgedraaid. Hij had hem nog net op tijd kunnen hypnotiseren met zijn blik en hem zo gedwongen om door de tunnel de circuspiste te verlaten en terug naar zijn kooi te gaan. Men zei dat Maan jaloers was geweest op mijn vader omdat hij meer aandacht van de vrouwtjesleeuwen kreeg dan hij. ‘Maar een leeuw die eenmaal heeft geprobeerd om de leider van de roedel aan te vallen, zal nooit meer te vertrouwen zijn,’ zei vader. Daarom durfde hij de kooi niet meer in met de jaloerse leeuw. Hij stopte met zijn werk als leeuwentemmer omdat hij onzeker was geworden en Maan werd naar de dierentuin gebracht.
Nadat vader een half jaar in zijn schildersatelier had gewoond tussen zijn verftubes en schilders-ezels was hij nu op zoek naar een ‘echt’ huis. ‘Kom je weer bij ons wonen?’ vroeg Ron aan hem. ‘Nee, dat denk ik niet. Want je moeder heeft al een nieuwe liefde gevonden,’ beantwoorde hij deze vraag.
Op de bovenverdieping woonde de vrouw waar hij nu zelf verliefd op was: de Franse Josephine. Zij was edelsmid en had een zoon van zeventien waarmee zij alleen maar Frans sprak. Haar vader ging er elke dag even op bezoek en bracht dan wijn en bloemen mee voor Josephine die dat erg leuk vond. Hij stelde haar aan hen voor: ‘Josephine, dit zijn mijn kinderen Lorraine en Ron.’ ‘Mon dieu!’ riep ze uit, wat een mooie kinderen heb je en wat een mooie Franse naam heeft je dochter.’ Vader glimlachte trots. ‘Je weet toch dat ik van Franse afkomst ben!’ zei hij. ‘Oui, oui, mon cherrie,’ zei Josephine. Ze liet de kinderen de sieraden zien die zij maakte. Het waren zilveren ringen en kettingen die helemaal groen uitgeslagen waren, alsof er mos op groeide. ‘Wat is dat Josephine,’ vroeg Lorraine en wees op het groen van de ringen. ‘Dat heet patina, lieve kind! Dat komt omdat Guy, mijn zoon, er ’s nachts overheen plast. Dat moet hij van mij doen, want dan krijg je een proces dat ‘oxidatie’ heet. Maar omdat alleen koper kan oxideren verwerk ik koper in het zilver. ‘Lorraine knikte alsof ze het begreep.’ Een rare gedachte dat haar zoon ’s nachts moest plassen over haar sieraden vond ze het wel. Maar ze moest toegeven dat het mos een prachtige kleur groen had en dat dat heel mooi stond bij het zilver. ‘Die mooie kleur heet Turquoise,’ zei Josephine toen Lorraine ernaar vroeg.
‘Guy!’ riep ze naar de gang waar de kamer van haar zoon was. ‘Laat eens zien wat we gekocht hebben toen we in Afrika waren!’
Lorraine hoopte op een prachtige kralenketting of spiegeltjes, zoals ze gelezen had dat blanke priesters verkochten aan negerstammen in Afrika. ‘Misschien dat de negers die zelf ook weer doorverkochten aan de blanke toeristen?’ Maar Guy kwam aanzetten met een houten buis versierd met allerlei kleurige voorstellingen. ‘Wat zou dat nu zijn?’ vroeg Lorraine zich af.
Guy pakte er een fotoalbum bij waarin foto’s stonden van hun reis. Ze zag een groep naakte mannen met een chocoladekleurige huid, veel donkerder dan ze het ooit gezien had bij Eugene bijvoorbeeld. Het enige dat zij droegen waren deze kleurige buizen om hun geslacht. ‘Dat zijn peniskokers,’ legde Josephine uit. ‘Dat is een kledingstuk en betekent dat je hoog in aanzien staat in de stam. Vooral oudere mannen dragen er een.’ Lorraine vond het er heel vies uitzien, maar zei daar niets van. Toen zag ze opeens dat Guy er ook tussen stond. Hij keek stoer de camera in en lachte breed. Ook hij had een peniskoker om. ‘Bah,’ dacht ze, moet dat nou?’
Guy vroeg in het Frans aan de kinderen of ze het mooi vonden: ‘C’est joli, ici, non?’ Ze verstonden hem wel niet, maar knikten toch van ‘ja’. Hij glimlachte breed net als op de foto en het viel Lorraine op hoe mooi zijn gezicht was. Het was eigenlijk wel heel stoer om zomaar naakt bij een negerstam op de foto te gaan staan met alleen nog een peniskoker aan, bedacht Lorraine. Josephine lachte haar geruststellend toe. ‘Het was achteraf gezien eigenlijk helemaal niet raar,’ vond Lorraine opeens.
’Ja Guy is erg mooi,’ zei haar vader toen Lorraine maar over hem en zijn peniskoker door bleef praten tijdens de rest van de vakantie. ‘Maar Guy..,’ vader laste hier even een gewichtige pauze in, houdt vast meer van de jongens dan van de meisjes!’ vulde hij zijn zin aan, terwijl hij zijn ogen samenkneep alsof hij een groot geheim onthulde. Ze keek jaloers opzij naar haar broer en vroeg hem of Guy hem ook zo lief had aan gekeken. ‘Misschien wel, misschien niet, maar ik heb daar niet op gelet eigenlijk,’ antwoordde hij. ‘Zie je wel dat het niet waar is!’ riep Lorraine uit met tranen in haar ogen van woede en teleurstelling. Maar vader gaf geen krimp.
Toen ze weer terug was bij haar moeder leerde die haar wat Franse woorden zodat ze met Guy zou kunnen praten als ze hem ooit weer zou ontmoeten. Ze vermoedde dat een jongen van zeventien niet veel zou zien in een meisje van acht, maar alleen al het uitspreken van de Franse klanken gaven haar zo’n geluksgevoel, dat dat haar niet veel kon schelen.
Ze was vast van plan lange Franse brieven te gaan schrijven aan Guy. Want een mooiere taal bestond er niet en het was alsof alles wat zij voelde veel mooier gezegd zou kunnen worden in het Frans dan in het Nederlands. ‘Je suis amoureux de toi, Guy! Je t’adore!’ fluisterde ze ’s nachts in bed en hoopte dat hij haar stem tot in de grote stad zou kunnen horen.
2 reacties op “Turquoise”
Mooi!
LikeGeliked door 1 persoon
Dank Willy! Leuk dat je mijn nieuwe blog volgt.
LikeLike